Onze artiest


René Magritte

Magritte ziet het levenslicht in Lessen in Henegouwen op 21 november 1898. Hij is de oudste van drie kinderen. Zijn jeugd wordt getekend door veelvuldige verhuizingen, financiële onzekerheid door de commerciële tegenslagen van zijn vader, en de dramatische zelfmoord van zijn moeder in 1912. Al vanaf zijn twaalfde volgt hij schilderles bij een schoolmeester. Hij houdt van de Fantômas-films en leest de boeken van Edgar Allan Poe en Maurice Leblanc. Nog voor hij in 1914 in Brussel gaat wonen, ontmoet hij op de kermis van Charleroi het meisje dat hij enkele jaren later in de hoofdstad zal weerzien en dat zijn muze en echtgenote zal worden: Georgette Berger (vanaf 1922 Georgette Magritte).


Naar mijn weten waren er geen omstandigheden die mijn karakter of mijn kunst hebben gedetermineerd. Ik geloof niet in zo’n ‘determinisme’.

Op de academie van Brussel ontmoet de jonge schilder Victor Servranckx en Pierre-Louis Flouquet. Hij volgt hen op de weg van het constructivisme en sluit zich aan bij de groep rond het tijdschrift 7 Arts. In deze periode maakt Magritte zijn eerste afficheontwerpen en decoratieve werken. In 1922 wordt hij bevriend met de pianoleraar van zijn broer Paul: E.L.T. Mesens, een dandy die dweept met de nihilistische esthetiek van het dadaïsme. In 1923 toont een andere vriend, de dichter Marcel Lecomte, hem een reproductie van Liefdeslied (1914) van Giorgio de Chirico.

Dit schilderij is een openbaring en het beginpunt van zijn surrealistische oeuvre met, in 1926, De verdwaalde jockey. In Brussel komt een surrealistische groep tot stand. Naast Magritte bestaat de ‘harde kern’ uit Paul Nougé, Camille Goemans, E.L.T. Mesens, Marcel Lecomte, André Souris en Louis Scutenaire. In 1928 ondertekent de voltallige groep het voorwoord van Nougé in de catalogus van Magrittes tentoonstelling in galerie L’Epoque. Eigenaar van deze galerie is Paul-Gustave Van Hecke, de echtgenoot van modeontwerpster Norine, voor wie Magritte reclameopdrachten uitvoert.

Ik verfoei mijn verleden en dat van anderen. Ik verfoei berusting, geduld, het professionele heldendom en alle obligate verheven gevoelens.


Maar al in 1927 zijn Georgette en René Magritte naar een voorstad van Parijs verhuisd. Magritte maakt kennis met André Breton, Paul Eluard en de Parijse groep surrealisten, en werkt mee aan de laatste aflevering van La Révolution surréaliste, waarin zijn baanbrekende tekst Les Mots et les images (Woorden en beelden) verschijnt. In 1929 komt het emblematische schilderij Woordbreuk der beelden tot stand, met de voorstelling van een pijp en daaronder de tekst ‘Ceci n’est pas une pipe’ (Dit is geen pijp).

Een conflict met Breton en de weerslag van de economische crisis doen de Magrittes besluiten naar Brussel terug te keren. René opent samen met zijn broer Paul een reclamebureau, Studio Dongo. Hij schildert ook zeer veel in die jaren. Begin 1936 vindt zijn eerste individuele tentoonstelling in de Verenigde Staten plaats, in de Julien Levy Gallery in New York. In hetzelfde jaar stelt hij ook tentoon in Brussel, Londen, Den Haag...



In 1938 organiseert de Julien Levy Gallery zijn tweede individuele tentoonstelling in New York, en wordt in Londen, in de door E.L.T. Mesens geleide London Gallery, een retrospectieve selectie van zijn werk gepresenteerd. Talrijke projecten samen met Man Ray, Yves Tanguy, André Breton en Paul Eluard bezorgen Magritte een plaats in de internationale surrealistische beweging. Hij staat in die jaren dicht bij de Belgische communistische partij. Aan de vooravond van de oorlog ontwerpt hij een antifascistische affiche, Le vrai visage de Rex (Het ware gelaat van Rex), waarop hij Léon Degrelle samen met Hitler voorstelt.


In mei 1940 ontvlucht Magritte het bezette België en trekt naar het zuiden van Frankrijk, waar hij enkele weken blijft. Ondanks de censuur verschijnt in 1943 de eerste monografie over hem, geschreven door zijn vriend Marcel Mariën. Magritte begint als reactie op de oorlogstoestand ‘impressionistisch’ te schilderen. Zijn recente productie is in 1943 op een privétentoonstelling in Brussel te zien. Na de oorlog laat Breton zich scherp uit over dit ‘surrealisme in volle zon’. Het wordt nog erger wanneer Magritte in 1948 in Parijs een reeks werken tentoonstelt die hij zelf omschrijft als 'peinture vache' (ploertige schilderkunst). Dat hij het publiek hiermee wil choqueren, blijkt overduidelijk uit de catalogustekst van Louis Scutenaire: les pieds dans le plat. 



Magritte gaat omstreeks die tijd in zee met de galeriehouder Alexandre Iolas. Via Iolas komt de schilder in contact met Jean en Dominique de Menil en later met de advocaat Harry Torczyner die een vriend zal worden. In deze stimulerende context begint Magritte meer en meer het concept van de herhaling toe te passen en ontwikkelt hij verder het typisch magrittiaanse beeldenarsenaal. Dankzij het Amerikaanse netwerk groeit zijn faam in de Verenigde Staten en bereikt zijn loopbaan er nieuwe hoogtepunten met o.a. tentoonstellingen in de Sidney Janis Gallery en de Bodley Gallery in New York, het Arkansas Art Center in Little Rock en, in 1965, het MoMA in New York.



Ik houd van subversieve humor, van sproeten, knieën, lange vrouwenharen, de droom van kleine kinderen in vrijheid, een meisje dat door de straat rent.

De jaren 1950 brengen nieuwe vriendschappen. Magritte richt samen met Maurice Rapin en André Bosmans het tijdschrift Rhétorique op. In 1953 krijgt hij van Gustave Nellens de opdracht voor een grote muurschildering in de Luchterzaal van het Casino van Knokke. Hij ontwerpt daarvoor Het betoverde domein dat zijn hele universum van poëtische beelden bevat. Nadat hij zich in 1956 een camera heeft aangeschaft, krijgt zijn verbeeldingswereld ook vorm in een reeks korte films die hij samen met zijn vrouw Georgette, het echtpaar Scutenaire-Hamoir en Paul Colinet realiseert. Tot het einde van zijn leven blijft hij met nieuwe technieken en kunstvormen experimenteren. Hij ontwerpt bijvoorbeeld sculpturen op basis van thema’s uit zijn geschilderde oeuvre. Deze beelden worden pas na zijn dood in brons gegoten. Magritte, die aan pancreaskanker lijdt, sterft op 15 augustus 1967.